Tennis
Padel
Tennis
Padel

Column – Viva vibora - 2023

Viva vibora is de nieuwe column van Filip Dewulf over de padelwereld! In zijn eigen carrière durfde hij al wel eens de bal misslaan maar met deze column wil Filip Dewulf vooral kort op de bal spelen om de padelwereld te becommentariëren. Vanaf eind april toont Dewulf hier zijn liefde voor de padelsport! 

Racketstress (18/07/2023)

Regelmatig krijgen wij de vraag binnen of we geen goed padel-racket kunnen aanbevelen. Uit schrik de bal mis te slaan houden wij ons steevast op de vlakte. Die keuze is nu eenmaal superpersoonlijk. Bent u diep vanbinnen een meedogenloze killer maar mist u de spierkracht om de klus te klaren dan bent u waarschijnlijk meer gebaat met een racket dat vlot swingt en power biedt. Bent u daarentegen eerder diplomatisch van aard en wenst u conflictsituaties met een afwachtende houding, en het voortdurend terugkaatsen van de bal, op te lossen dan zou u moeten kunnen rekenen op controle en gevoel. Dus misschien eerst even bij uzelf ten rade gaan welk type speler u bent en daar dan de markt op afstemmen? Dan nog is het best om het instrument zelf in handen te nemen en het zaakje uit te testen. Ondertussen is die markt immers overspoeld met zoveel aanbiedingen dat door het bos de bomen niet meer te zien zijn. Wij horen praten over rackets van 400 euro die toch na enkele maanden de geest geven, wij zien op regelmatige basis barstjes in kaders – en het vertrouwen van de consument – optreden en voelen soms zelf amper verschil tussen een supersterrenracket en eentje dat je in de Aldi bij een doos cornflakes krijgt. 
 
Wat is er trouwens gebeurd met de basisstelling die enkele jaren geleden – bij de definitieve doorbraak van padel in België – de ronde deed waarbij een beginner met een rond rackethoofd moest starten, een veelspeler al snel naar een druppelvorm moest overschakelen en enkel de (semi-)profs met een diamanten kop mochten spelen? Geldt dat eigenlijk nog of is dat ondertussen achterhaald en verzopen in die zee van zogezegd zotte zomerdeals? Zelf zijn wij begonnen met een rode Wilson. Die kleur is de enige specificatie die wij kunnen geven en ook relevant is omdat ze bij de start relatief goed in de hand lag en deed wat we vroegen/aankonden maar achteraf gezien mijlenver van ons huidig exemplaar afstaat. Gejaagd door een beter niveau en de ratrace naar het beste materiaal zagen wij ons immers snel genoodzaakt om van racket te veranderen. Omdat we niet alleen geen bomen meer zagen staan in dat oerwoud aan mogelijkheden maar gewoonweg compleet gedesoriënteerd raakten – de keuzestress was vergelijkbaar met een huurauto boeken in de zomer (hebben wij net ondervonden) – zochten we naar iemand die ons bij de hand kon nemen en daarom belden we naar Dominique Coene

De man kenden we nog uit ons tennisverleden als een groot talent die zich nu succesvol had omgeschoold tot een even begaafde padelspeler en tevens vertegenwoordiger van Babolat. Vanzelfsprekend hoopten we ook een slagje te kunnen slaan – wij zijn niet heiliger dan de Paus (Benedictus XVI wordt in de wandelgangen van het Vaticaan trouwens een P16 genoemd, doelend op zijn matig padelniveau)! – en kregen een uitstekende uitleg van de Meetjeslander én een Technical Viper in de schoot geworpen. Als Juan Lebron met dat racket brokken kon maken zouden wij toch ook capabel moeten zijn om wat schade aan te richten? Dat bleek ferm tegen te vallen. Je kon er giftig hard mee uithalen maar als we een bal verkeerd (of zelfs niet perfect) raakten gebeurde er weinig tot niets en vonden we het racket totaal niet vergevingsgezind. Het leverde ons wel twee inzichten op: wij zijn Lebron niet –  dat kwam effe binnen! – en elk racket is afhankelijk van het persoonlijke gevoel. 

Ons contact met Babolat werd er wel niet slechter op. Integendeel! Ons contact werd zelfs een contract – op onze leeftijd en in onze lichamelijke toestand! – en wij waren maar wat blij met de  nieuwe keuze en aanwinst: de Technical Veron. Een racket dat op het eerste zicht minder swingde maar daardoor ons opdrong om tactisch uitgekookter te spelen en minder voor de pure power – een euvel dat wel meer ex-tennissers hebben in het begin – te gaan. Dit alles om maar te zeggen dat het soms zijn tijd kan duren vooraleer het juiste racket de weg vindt naar jouw hand. 

Coene zal midden augustus trouwens van de partij zijn op het padelgala in Knokke. Samen met nog zeven andere landgenoten, wereldsterren als Miguel Lamperti en Miguel Yangas en de nummer een van het vrouwenpadel, Paula Josemaria, zal hij daar zijn beste beentje (en Babolat-racket) voorzetten. Tof evenementje zonder meer, die showtweedaagse. Wij hebben de eerste editie nog van dichtbij meegemaakt. Mochten even de baan delen met Tom De Sutter, Guga Baul en Helena Wyckaert. Plezant. Vooral omdat we op net dezelfde plek 30 jaar eerder onze eerste stappen in het tenniscircuit zetten. We deden dat met een Antilope-tennisracket en de mensen die zich dat unieke slaginstrument nog kunnen herinneren weten dat dat niet veel meer was dan een veredeld padel-racket. 
 

Padelles (01/12/2023)

Onlangs kreeg ik padelles. Gratis! Het is te zeggen: we hadden wel het inschrijvingsgeld van het seniorentornooi neergeteld, maar mochten nadien zonder extra betaling alle hoeken van de kooi zien. Bovendien kregen we nog goedbedoeld advies van de ‘lesgevers’ na dat uurtje toekijken hoe padel eigenlijk moet gespeeld worden. Het ironische is natuurlijk dat we wisten wat we mis deden, hoe we daar op moesten inspelen en toch onze ingebakken gewoontes niet uit ons systeem kregen. Ondanks dat we in het zweet ons aanschijns ons stinkende best deden, werden we keer op keer koud gepakt. Waarna de vermaledijde vraag weer in ons hoofd opborrelde: moeten wij niet stilaan padelles gaan volgen? 
Ten eerste blijven wij tennissers. 30 jaar geleden waren wij vaak al onvatbaar, voor tegenstrever én onszelf. Dat intuïtieve kantje maakte makkelijke (tennis)matchen vaak moeilijk en moeilijke matchen soms makkelijk. Wij zullen dat creatieve facetje niet snel meer afschudden. En dat willen we ergens ook niet. Wij begrijpen dat padel via patronen en met de ramen wordt gespeeld. Wel, wij doen nog graag onverwachte dingen, gaan voor de onmogelijke ballen en staan niet echt op vriendschappelijke voet met de glazen wanden. Ex-tennisser Paul Haarhuis vertelde het ons nog op de US Open vorig jaar: “Ik vind padel saai. Ik begrijp wel dat die bal omhoog moet en dat je geen fouten mag maken. Maar wat heb je daaraan? Ik ga liever voor het passingshot of de korte volley.” Wij kunnen de Nederlander ergens volgen. Door ons tennisverleden hebben we bij de start natuurlijk een voorsprong, maar op een bepaald niveau wordt die bagage ballast. Kunnen we dat afleren door bij te leren?  

Ten tweede spelen wij al drie jaar met dezelfde vier mensen. Zo ongeveer. Gewoontebeesten. Omdat het leuk is en moet blijven. Maar na drie seizoenen en tig wedstrijdjes, kennen we alle sterke en minder sterke punten van onze wekelijkse tegenstanders even goed als de gefronste wenkbrauwen van onze eega nadat we weer eens te laat zijn thuisgekomen van een padelsessie. Veel tornooien en interclub spelen – maar ook daar zijn we de laatste jaren vaak op dezelfde tegenstrevers gebotst – is dan de oplossing. Of uit de comfortzone treden en misschien eens gaan aankloppen bij mensen die het beter weten. Dan is de vraag natuurlijk waar onze ambitie ligt. Ergens willen we wel beter worden, maar hoeveel moeite willen we daar nog voor doen? Moeten we op een buitenlandse stage of volstaat enige lokale bijsturing? Moeten wij op onze leeftijd eigenlijk nog investeren in onze ‘carrière’? Uiteindelijk weten we wel waar de pijnpunten liggen, hoe we die moeten verhelpen en komt het er nu op aan om de switch in ons hoofd te maken. Rest ons daarna enkel nog aan het lichaam te werken, doorgedreven en meer te trainen tijdens de week, de levenshygiëne op te vijzelen én meer competitiemomenten in te lassen. Eitje.

Ach, hebben wij eigenlijk wel die begeleiding nodig? “Natuurlijk, Dewulf, gij oelewapper! Ge kent nog altijd het verschil niet tussen een vibora en een bandeja en als men over een chiquita begint, staat gij mooi voor banaan.” Technisch en tactisch zijn er nog grote stappen te zetten. Het ramenwerk moet opgelapt worden, we staan geregeld schoon te schilderen in niemandsland en zijn aan de bal vaak even onrustig als toen we de eerste keer dancing De Ark in Hechtel binnenstapten. Bovendien hebben wij vrouw, kind én hond – ons exemplaar komt uit een Portugees asiel en heeft dus enig talent om in een kooi te spelen – aangeraden hun eerste stappen aan de hand van een leraar te zetten. Wat houdt ons dan tegen? Angst voor het onbekende, misplaatste arrogantie of gewoon een gebrek aan goesting? Misschien moet iemand ons eerst nog eens een lesje leren? Wie voelt zich geroepen? 
 

Padeltoekomst (06/11/2023)

Laatst op de European Open in Antwerpen op Vincent Laureyssens gebotst, de even energieke als enthousiaste organisator van de Brussels Open, het padeltornooi in Tour & Taxis dat nu al twee jaar ongeveer 50.000 toeschouwers naar de prachtige Gare Maritime lokt. Laureyssens doopte ons in zijn gekende stijl ‘Johan’ – God weet waarom – terwijl hij de blijde boodschap bracht: ook volgend jaar zal de Brussels Open op de hernieuwde agenda van de Premier Tour prijken. Een verwezenlijking die hij volledig op conto van zijn doorzettingsvermogen, organisatie, het kader en een goed relatiebeheer mag steken. Volgens Laureyssens gingen heel wat tornooien in de voormalige World Padel Tour-kalender op de schop en was de Brussels Open, met een budget van meer dan twee miljoen euro, zowat de enige overblijver. 
U weet nog dat in de zomer van dit jaar Qatar Sports Investment en Damm, eigenaar van de WPT, een historische overeenkomst sloten om tot de Premier Tour te komen. Een stevigere structuur, meer prijzengeld, betere kwaliteit, grotere uitstraling. De manier ook om padel uit de Spaans(talig)e hoek te halen en van de sport, na het recreatieve gedeelte, ook de professionele tak te internationaliseren. Spanje blijft natuurlijk de bakermat en dat zal ook in de kalender zo tot uiting komen: vijf etappes zullen in het zuiderse land plaatsvinden, alsmede de Premier Finals die net als dit jaar aan Barcelona werden toegewezen. In Frankrijk zou er naast Roland Garros mogelijk nog een manche in Bordeaux gespeeld worden. In totaal zouden er een 25-tal tornooien op de agenda komen. Waaronder dus de Brussels Open. Knap werk. 

Er moet geen tekening bij gemaakt worden hoe belangrijk zo’n toptornooi in eigen land is. Het helpt de groei van padel bestendigen en geeft tegelijkertijd de kans aan lokale helden om zich te laven aan en te meten met de wereldtop. Clément Geens, de voorlopig beste mannelijke Belgische padelspeler, verloor in de eerste twee edities van het Brusselse toptornooi kansloos in de eerste ronde. Enkele weken terug kwalificeerde hij zich evenwel voor de manche in Amsterdam en won samen met de Fransman Benjamin Tison in de eerste ronde van een Hollands duo. Dat die allereerste Belgische (én Franse) overwinning op een WPT-tornooi geen toeval was bewezen Geens en zijn partner door in de tweede ronde met 7-6, 6-0 van de legendarische Juan Lebron en Ale Galan te verliezen. Een set om niet te vergeten en op verder te bouwen! Geens is de nummer 142 van de wereld. Een prestatie. Zeker als je weet dat de top 150 bestaat uit één Belg, twee Fransen, twee Chilenen, drie Zweden, zes Brazilianen en negen Italianen. De rest zijn allemaal Spanjaarden en Argentijnen. Ook in de rankings moet de internationalisering van de sport zich dus nog doorzetten. Nog deze kanttekening: de kleine maar fijne Helena Wyckaert staat al enkele jaren in de top 100 bij de dames. Ook zij is een boeg -en voorbeeld. 

Beide spelers tonen de aanstormende padeljeugd hier ten lande dat er mogelijkheden zijn. De organisatie van enkele kleinere FIP-tornooitjes, zoals eerder dit jaar in Mol en in Koksijde, helpen om die eerste stappen richting een (prof)carrière te zetten. Geens won trouwens met de negentienjarige Maxime Deloyer de FIP Rise in de Kempen terwijl Wyckaert met ex-toptennisster An-Sophie Mestach de besten waren aan de kust. De Antwerpse Lena combineert haar profbestaan trouwens ook met een rol als coach van het nationale meisjesteam. Samen met Nick Braet zorgt zij voor de selecties die bijvoorbeeld volgende week naar het wereldkampioenschap in Paraguay vertrekken. De op -en begeleiding van die beste Belgische jeugd staat nog in de – komt-ie! – kinderschoenen. Niet abnormaal als u weet dat padel nog een erg jonge sport is in België, nog geen olympisch statuut heeft en daardoor ook geen topsportsubsidies ter beschikking heeft. De jonge padellers moeten vooralsnog een beetje hun plan trekken op hun clubs, al organiseerde Padel Belgium begin augustus wel een vierdaagse stage in het Antwerpse. Ook voor die talentjes geldt trouwens dat ze zoveel mogelijk buitenlandse ervaring moeten opdoen om snel stappen te kunnen zetten. De zeventienjarige Isaac Huysveld traint (en woont) bijvoorbeeld in de Nox Future Academy in Barcelona. Hij was ook van de partij op de FIP Promises in Middelkerke deze zomer, een soort internationaal juniorentornooi. Verder speelden de betere jongeren ook mee op diezelfde tour in het Nederlandse Zeist en Venray. U ziet, er beweegt wel degelijk iets in de Belgische padelwereld. Ondertussen is men volop bezig met een actieplan voor volgend jaar, met daarin ook veel aandacht voor talentontwikkeling. Een beleidsplan voor de drie daaropvolgende jaren zal nog meer focussen op dat aspect van deze nog steeds hard  groeiende sport. De toekomst lijkt niet meer zo veraf. Een Belgische finalist op de Brussels Open in 2030? Zullen we daarop mikken? Vincent en ‘Johan’ zouden het graag zien gebeuren…         

Padelbubbel (29/09/2023)

Waar is de tijd? Nog niet zolang geleden. Dat we met thermisch ondergoed aan, muts op en handschoenen in de tas naar de padelterreinen vertrokken om daar eerst wat sneeuw te ruimen, rijm -en ijsplekken te verwijderen en dan een balletje te slaan. Waar is de tijd dat we niet reageerden op een stortbui van Bijbelse proporties maar gewoon verder speelden met sponzen ballen die alle kanten op flitsten na contact met de doornatte ramen? Waar is de tijd dat we nog konden lachen met een bal die letterlijk de kooi uitvloog na een windstoot van vijf beaufort? Vanzelfsprekend profiteerden we vooral van de minieme bewegingsvrijheid die padel ons bood tijdens die vervelende en vermaledijde coronaperiode. Elke vorm van vertier was welgekomen en daarvoor werd menig apocalyptisch weertje met plezier getrotseerd. We zaten in de padelbubbel en vonden het prachtig. Maar nu lijkt die tijd toch definitief voorbij. 
Zijn we salonpadellers geworden die enkel nog buitenkomen als de omstandigheden ideaal zijn of is het niet meer dan normaal dat we, nu we de sport met z’n allen iets beter onder de knie hebben, ook willen dat we ze zo perfect mogelijk kunnen uitvoeren? We moeten ons alleszins niet schuldig voelen daar we van horen zeggen hebben – enige, relevante padeldata online vinden is net hetzelfde als wij die even een bal uit de kooi gaan halen, uiterst zeldzaam – dat er in het zuiden van Spanje, toch gekend om de zwoele zomers en milde winters, meer binnen dan buiten gespeeld wordt. Zelfs de zon in hun ogen is er blijkbaar te veel aan. In Vlaanderen zijn er momenteel circa 85.000 padelleden die verdeeld over 306 clubs op 1409 banen hun ding doen. 349 daarvan zijn er indoor of overkapt. Er zitten nog heel wat projecten in de pijplijn maar het is duidelijk dat er nog ruimte is voor verbetering. Ruimte is vaak echter net het probleem. Uit eigen ondervinding hebben wij gemerkt hoe moeilijk het is om zelfs in de spreekwoordelijke woestijn van het indoorpadel, Limburg, iets op poten te zetten. Ofwel is het totaalplaatje te duur, de grond niet juist ingekleurd of het project (in de buurt) te complex. In onze gouw zijn er bij ons weten ongeveer een twintigtal overdekte banen en staan er wel een aantal overkappingen op het programma. Het is zonder twijfel de toekomst. Net als je geen tennisclub meer kan inbeelden zonder indoorgedeelte zal dat wat padel betreft ontegensprekelijk dezelfde weg op gaan.    

Een pad niet zonder gevaren, zo toont voorbeeldland Zweden ons aan. Daar in het Hoge Noorden zijn ze net voor corona op deze belachelijk snel groeiende sport gesprongen als ware het gratis köttbullar in de plaatselijke Ikea. In elk boerengat werd een padelhal geplant en verhuurd volgens het ‘pasasyouplay’-principe. Een paar jaar geleden zouden 700.000 Zweden zitten zweten hebben in een padelkooi, vandaag zijn het er nog zo’n 560.000. Het aantal terreinen ging van meer dan 5000 naar minder dan 4.200. Firma’s gingen failliet, hallen werden er gesloten omdat ze niet gevuld raakten tijdens de daluren. De padelbubbel is er gebarsten.  Niet dat het hier zo’n vaart zal lopen – padel is hier veel meer verweven met de tennis(infra)structuur – maar er moet wel een gulden middenweg bewandeld worden. In Zweden is er één baan per 2500 inwoners, in Spanje één per 3.098 mensen, in Vlaanderen zitten we aan één terrein per 5.064 inwoners (7.250 voor België). Er is dus nog (een klein beetje) marge, vooral Wallonië kan nog een inhaalbeweging gebruiken, maar er moet wel goed nagedacht worden waar, hoe en welke plaats padel zal innemen. 

Algemeen wordt verwacht dat wereldwijd het aantal padelbanen over een jaar of twee nog gaat verdubbelen. Er zijn nog heel wat regio’s die onontgonnen zijn en andere (Verenigd Koninkrijk, Duitsland, Frankrijk, Midden-Oosten, India, China en Amerika) die volop aan het groeien zijn. Op termijn gaat men er vanuit dat er meer padelrackets dan tennisrackets aan de man zullen gebracht worden. Of het overal zo’n vaart zal lopen als in Spanje – waar padel met 3,5 miljoen beoefenaars de tweede sport is na voetbal – moet nog blijken maar dat de glazen kooien deel gaan uitmaken van elke tennis -of sportclub in België lijkt nu al een uitgemaakte zaak. Daarbij zal één vraag die nu al de ronde doet in padelmiddens nog aan belang winnen: (was die bal) binnen of buiten? 

Padel in Amerika (29/08/2023)

Van onze korte uitstap naar New York en de US Open geprofiteerd om ook eens te kijken naar de status van padel in het land van Uncle Sam. Kim Clijsters had ons al eens duidelijk gemaakt dat vooral pickleball het goed doet in de States – 37 miljoen beoefenaars in 2022 volgens bepaalde statistieken – en dat padel daar eerder een nichesport is die nog in de kinderschoenen staat. Dat blijkt ook uit de gegevens: er wordt geschat dat zo’n tien miljoen Amerikanen al wel eens een voet in een kooi gezet hebben met een racket in de hand. We waren dan ook wat blij om te zien dat er vlak naast de High Line in New York – een mooie wandelroute op een oude metrobedding down town Manhattan – drie padelbanen waren aangelegd en dat die zelfs bemand waren. Eerder dit jaar werden de allereerste drie padelclubs in de New York-area geopend. Een terrein of tien in totaal dus voor 8,3 miljoen inwoners. We hebben het even nagekeken en zou u uw padelkunstjes willen vertonen bij uw volgende bezoek aan de ‘Big Apple’ moet u tussen 50 en 75 dollar (per persoon) ophoesten om een baan te reserveren. Pittig en prijzig maar wel padel in een prachtig kader. 
 
Trouwens, pickleball blijft dan wel ver vooroplopen in de hyperace, de sport krijgt ook te maken met dezelfde problematiek als padel in België. Het regent immers ‘lawsuits’ van buren, andere sportbeoefenaars en gehele wijken omwille van de geluidsoverlast die de ‘paddle’ – ja, ze hebben over de naam van het racket nagedacht! – en de plastieken bal maken. Omdat de kleine terreintjes zowat overal kunnen pop-uppen kunnen ze ook zowat overal voor hinder zorgen. “Het constante lawaai gedurende twaalf uur per dag en zeven dagen per week is een mentale foltering”, schreef een man naar zijn gemeenteraad. Waar hebben we dat nog gehoord? Het is een kleine wereld.

Voor het professionele padel is die wereld eindelijk weer wat groter geworden. Tot voor kort waren er drie circuits die naast elkaar bestonden. De APT Padel Tour zag ergens in 2020 het levenslicht en wilde de strijd aangaan met de in 2013 opgerichte World Padel Tour (WPT), die al de beste spelers onder contract had liggen. Een tweede, en iets succesvollere, aanval werd ingezet door de Premier Tour. Dat vehikel kwam uit de koker van de Internationale padelfederatie (FIP) die met de financiële steun van Qatar Sports Investments (QSI) het meteen groots zag. Op bekende locaties (Roland Garros, Rome, Madrid, aan de piramiden van Giza) werden acht tornooien georganiseerd om met veel bombarie een plaats af te dwingen in het internationale blikveld. Al dat vliegen afvangen tussen die drieletterige organen werd uiteindelijk, en zoals zo vaak, beslecht door de investeerders met de diepste zakken. Padel-QSI, de Qatari dus, kocht de WPT over en zullen vanaf 2024 hun Premier Padel promoten met de beste spelers op de mooiste locaties. 

De man achter dat Qatarees investeringsfonds is natuurlijk Nasser Al-Khelaïfi, de grote baas van voetbalclub Paris Saint-Germain. Wij kennen de puissant rijke ondernemer omdat hij niet alleen twaalf jaar lang een tennisprofessional was – het kwam er op neer dat hij voornamelijk Davis Cup speelde voor zijn land en een keer of vijf zijn geluk beproefde op de tour, zonder succes – en later voorzitter werd van de tennis, badminton en squashfederatie van zijn land. Al-Khelaïfi heeft precies wel iets met racketsporten. “QSI is trots de motor te zijn om padel, de mondiaal snelst groeiende sport,  professioneel verder uit te bouwen over de hele wereld”, liet hij optekenen. Maar nu we toch aan het tekenen zijn, hier een kanttekening: er is nog werk aan de winkel als je ziet dat grote markten als Azië, Rusland en natuurlijk Amerika totaal onontgonnen zijn. Bovendien heeft een addertje onder het gras zijn kopje opgericht: de APT vervelde blijkbaar nog maar eens tot A1 Padel en richt zich nu op… de Verenigde Staten. Ze hengelden daarvoor een nieuwe investeerder binnen die ook partner is bij de New York Yankees. Premier Padel weet dus wat gedaan: binnenkort een padeltornooi organiseren in een baseballstadion. De homeruns zouden de kooi nogal uitvliegen. 

Racketstress (18/08/2023)

Regelmatig krijgen wij de vraag binnen of we geen padel-racket kunnen aanbevelen. Uit schrik de bal mis te slaan houden wij ons steevast op de vlakte. Die keuze is nu eenmaal superpersoonlijk. Bent u diep vanbinnen een meedogenloze killer maar mist u de spierkracht om de klus te klaren dan bent u waarschijnlijk meer gebaat met een racket dat vlot swingt en power biedt. Bent u daarentegen eerder diplomatisch van aard en wenst u conflictsituaties met een afwachtende houding, en het voortdurend terugkaatsen van de bal, op te lossen dan zou u moeten kunnen rekenen op controle en gevoel. Dus misschien eerst even bij uzelf ten rade gaan welk type speler u bent en daar dan de zoektermen op afstemmen? Dan nog is het best om het instrument zelf in handen te nemen en het zaakje uit te testen. Ondertussen is de markt immers overspoeld met zoveel aanbiedingen dat door het bos de bomen niet meer te zien zijn. Wij horen spreken over rackets van 400 euro die toch na enkele maanden de geest geven, wij zien op regelmatige basis barstjes in kaders – en het vertrouwen van de consument – optreden en voelen soms zelf amper verschil tussen een supersterrenracket en eentje dat je in de Aldi bij een doos cornflakes krijgt. 
 
Wat is er trouwens gebeurd met de basisstelling die enkele jaren geleden – bij de definitieve doorbraak van padel in België – de ronde deed waarbij een beginner met een rond rackethoofd moest starten, een veelspeler al snel naar een druppelvorm moest overschakelen en enkel de (semi-)profs met een diamanten kop mochten spelen? Geldt dat eigenlijk nog of is dat ondertussen achterhaald en verzopen in die zee van zogezegd zotte zomerdeals? Zelf zijn wij begonnen met een rood exemplaar. Die kleur is de enige specificatie die wij kunnen geven en ook relevant is omdat ze bij de start relatief goed in de hand lag en deed wat we vroegen/aankonden maar achteraf gezien mijlenver van ons huidig racket afstaat. Gejaagd door een beter niveau en de ratrace naar het beste materiaal zagen wij ons immers snel genoodzaakt om van instrument te veranderen. Omdat we niet alleen geen bomen meer zagen staan in dat oerwoud aan mogelijkheden maar gewoonweg compleet gedesoriënteerd raakten – de keuzestress was vergelijkbaar met een huurauto boeken in de zomer (hebben wij ondervonden) – zochten we naar iemand die ons bij de hand kon nemen en daarom belden we naar een oude bekende. 

De man kenden we nog uit ons tennisverleden als een groot talent die zich nu succesvol had omgeschoold tot een even begaafde padelspeler en tevens vertegenwoordiger van een racketmerk. Vanzelfsprekend hoopten we ook een slagje te kunnen slaan – wij zijn niet heiliger dan de Paus (Benedictus XVI wordt in de wandelgangen van het Vaticaan trouwens een P16 genoemd, doelend op zijn matig padelniveau)! – en kregen een uitstekende uitleg én een schoon stukje carbon in de schoot geworpen. Als Juan Lebron met dat racket brokken kon maken zouden wij toch ook capabel moeten zijn om wat schade aan te richten? Dat bleek ferm tegen te vallen. Je kon er giftig hard mee uithalen maar als we een bal verkeerd (of zelfs niet perfect) raakten gebeurde er weinig tot niets en vonden we het racket totaal niet vergevingsgezind. Het leverde ons wel twee inzichten op: wij zijn Lebron niet –  dat kwam effe binnen! – en elk racket is afhankelijk van het persoonlijke gevoel. 

Ons contact met het merk werd er wel niet slechter op. Integendeel! Ons contact werd zelfs een contract – op onze leeftijd en in onze lichamelijke toestand! – en wij waren maar wat blij met de  nieuwe keuze en aanwinst: een racket dat op het eerste zicht minder swingde maar daardoor ons opdrong om tactisch uitgekookter te spelen en minder voor de pure power – een euvel dat wel meer ex-tennissers hebben in het begin – te gaan. Dit alles om maar te zeggen dat het soms zijn tijd kan duren vooraleer het juiste racket de weg naar jouw hand vindt. 

Mocht u nog inspiratie en raad nodig hebben kan u dit weekend misschien uw licht eens opsteken op het padelgala in Knokke. Wereldsterren als Miguel Lamperti, Miguel Yangas en de nummer een van het vrouwenpadel, Paula Josemaria, tonen daar hoe het moet terwijl er in het padeldorp ook rackets kunnen uitgetest worden. Tof evenementje zonder meer, die showtweedaagse. Wij hebben de eerste editie nog van dichtbij meegemaakt. Mochten even de baan delen met Tom De Sutter, Guga Baul en Helena Wyckaert. Plezant. Vooral omdat we op net dezelfde plek 30 jaar eerder onze eerste stappen in het tenniscircuit zetten. We deden dat met een Antilope-tennisracket en de mensen die zich dat unieke slaginstrument nog kunnen herinneren weten dat dat niet veel meer was dan een veredeld padel-racket. 

Gep(r)ikkeld (29/06/2023)

Mogen we via deze weg nog eens reclame maken voor de podcast ‘dubbelspel’ met Kim Clijsters? Daarin vertelt de tenniskampioene ook over haar liefde voor pickleball. Zelf snappen we die sport (nog) niet. We hebben een tijdje terug getracht op YouTube naar de highlights van het vorige (Amerikaanse) seizoen te kijken maar na het eerste punt – een slagenwisseling van 70 ballen – was onze focus afgedwaald naar een video over valsspelende schakers in New York. Minstens zo interessant! Nochtans zei Clijsters in de podcast: “Het is één van de leukste dingen die ik live al heb gezien. Dat gaat zo snel, is zo intens, die reacties…” Maar tegelijkertijd ook: “Afwachten hoe de sport op tv gaat evolueren. Het is zo’n kleine baan, het gaat zo snel. Je gaat het heel moeilijk kunnen overbrengen.” 
Nochtans doen ze er in de Verenigde Staten alles aan om deze sport de hype te laten overleven. Begin april mochten John McEnroe, Andy Roddick, Michael Chang en Andre Agassi nog ‘pickleballen’ voor een miljoen dollar in een hotel en casino in Florida – wel zo makkelijk dat het kleine terrein zowat overal in past –, een evenementje dat rechtstreeks werd uitgezonden op ESPN. Als wij zoveel geld zouden krijgen om tegen een plastieken bal te slaan zouden wij pickleball ook wel dé sport van de eeuw noemen. Vooralsnog niet. Maar… Clijsters heeft ons uitgenodigd om het deze zomer eens uit te proberen. Ze heeft zelfs haar eigen ‘paddles’ meegebracht naar Europa. Toch wel grappig dat de namen van die rackets klinken als de sport waarmee ze toch wel een heel klein beetje de concurrentie aangaan hier in België, niet?

Padel lijkt hier ten lande ondertussen opnieuw in een overgangsfase te zitten. Enerzijds nog steeds een superplezante en sociale bezigheid, anderzijds een uitdaging die zo professioneel mogelijk moet aangegaan worden. Veel spelers kijken meer naar padelstats.be dan naar de bewonderenswaardige bandeja van hun dubbelmaatje en er wordt meer aan partnerruil gedaan dan in swingersclub ‘de wilde wip’ in Wechelderzande, al hebben we dat laatste voornamelijk van horen zeggen. Alles met het oog op dat ene doel, een hoger klassement. Niets mis met een beetje ambitie natuurlijk maar de vraag is natuurlijk tot waar die (na-)ijver moet reiken. Een profbestaan lijkt voor de meeste mensen op het eerste zicht niet weggelegd en het is nu niet dat die P500, 700 of 1000 staat voor de euro’s die er te verdienen vallen in die categorie van tornooien. Eigen aan een nieuwe sport en de aard van het beestje dan maar? 

Blijkbaar is het wel een tendens die zich zelfs internationaal doorzet in deze in Europa nog steeds groeiende sport.  Dat wist Sabine Appelmans ons alleszins te vertellen. Gepokt en gemazeld in zowel het tennis -als padelcircuit was ze begin juni van de partij op de schitterende club ‘La Nucia’ in Alicante om, samen met nog een 30-tal paddeltoppers, de zwartgeelrode kleuren van ons land te verdedigen op het EK voor veteranen. Zowel de Belgische dames als heren (op leeftijd) deden het trouwens voortreffelijk met respectievelijk een zesde en zevende eindstek. Een prima resultaat zeker gezien het verschil in aanpak. Terwijl de Belgen vooral uit waren op een fijne en competitieve week waren andere landen daar om de boel te winnen. Zo had Nederland bijvoorbeeld twee coaches bij – dat waren er twee meer dan België! – en trad Spanje aan met ex-WPT-spelers. Een wereldje van verschil. Dat weerhield Ivana Masopustova en Nicolle Mabille er wel niet van om de titel weg te kapen in de categorie +60. Waarvoor hulde! Maar Appelmans wilde toch tijdens de op de agenda staande debriefing de vraag opwerpen: “Welke weg gaan we op?” Worden ook de Belgische veteranen professioneler of moet het vooral een fijn tijdverdrijf blijven?  

Dat op twee gedachten hinken nefast is, daar werden wij de voorbije zes weken elke dag aan herinnerd door onze op een padeltornooi mooi omgeslagen en gezwollen enkel maar wij gaan met een aan zekerheid grenzende waarschijnlijkheid toch de funfactor laten primeren op onze ambities. Tenzij we serieus geprikkeld worden door onze eerste pickleball-ervaring natuurlijk… 

Alles komt terug! (26/05/2023)

Als tennisser een nieuwe weg inslaan en de juiste patronen in je systeem opslaan zonder daarbij in de padelkooi een mal figuur te slaan is niet zo simpel als het lijkt. Zeker niet als je daarbij ook nog eens per sé je voet wil omslaan.

Verleden maand waren we dus te gast op de Brussels Padel Open tijdens de kwalificaties en zagen daar een naam die ons bekend voorkwam. Laura Arruabarrena. Spaanse tennisspeelster, 31 jaar, op haar best nummer 52 van de wereld en begin vorig jaar nog aan de slag op…de Australian Open. Vijftien maanden geleden ruilde Arruabarrena haar tennisrackets in voor padelbenodigdheden  en zette zo haar carrière verder in een andere sport. 
Sinds oktober vorig jaar is ze terug te vinden op de World Padel Tour en won ze tien van haar zestien gespeelde wedstrijden, waardoor ze momenteel op plaats 81 kampeert. En heeft ze er dus geen probleem mee om de wereld opnieuw af te reizen en vooral om onderaan de (weliswaar niet zo grote) ladder te herbeginnen. 

Arruabarrena is natuurlijk niet de eerste tennisser die de oversteek maakt. De ondertussen 40-jarige Marta Marrero, nummer 21 in het padel en voormalig nummer 47 op de WTA-ranglijst, is misschien wel de bekendste. Al probeert de eveneens 40-jarige Roberta Vinci, ex-finaliste van de U.S.Open, ook nog iets van een padelcarrière uit te bouwen. Bij de mannen zijn er minder bekende namen, al sloegen ex-tennistoppers David Nalbandian en Juan Carlos Ferrero wel al eens een balletje mee op de World Padel Tour. Wij hebben persoonlijk goede herinneringen aan Juan Gisbert, een vriend in onze junioren – en eerste circuitdagen die het niet helemaal maakte in het tennis maar het in padel tot nummer dertien van de wereld schopte. Ergens wonderbaarlijk daar de 1m93 grote Spanjaard een typische gravelspeler was die met enorme kickservices en nog enormere topspinforehands het verschil trachtte te maken op een tennisveld. In de padelkooi kwam de vriendelijke reus klaarblijkelijk iets genuanceerder voor de dag.

Vanzelfsprekend hebben tennissers ergens een voordeel als ze de kooi instappen: volleys, anticipatie, smashes en het algemene racketgevoel zijn normaliter in ons voordeel. Daartegenover staan er echter ook nogal wat nadelen. De techniek en tactiek zijn totaal anders, om nog maar te zwijgen over het spel met de wanden. Het motto ‘verdediging is de beste aanval’ staat haaks op het tennisgegebod dat bij een achterstand een tandje bij moet worden gestoken en agressiever moet gespeeld worden om iets te ‘forceren’. Ook het te hard slaan, het punt willen maken of per sé de bal in de opening krijgen moet letterlijk uit ons  systeem geklopt worden. Tennis is meestal een spel van punten scoren, padel vooral één van geen fouten maken. Nu ongeveer drie jaar na onze initiatie zitten er nog steeds zoveel oude gewoontes in ons hoofd – zelfs de stress van de competitie komt terug! – dat we een schop onder de kont, een duwtje in de rug in de vorm van enkele padellessen en een tik op de vingers – minder bier na de match! – best wel kunnen gebruiken.

Tegelijkertijd is het fantastisch om clubs te bezoeken waar we 40 jaar geleden al rondliepen en daarbij te botsen op padellers waar we in die tijd bij de jeugd tegen tennisten. We herbeleven het een en ander. Niet alleen de emoties in de kooi zijn vergelijkbaar maar ook de weloverwogen beslissingen! Vorige week speelden we een tornooi in het Hasseltse. In de halve finale verzwikte onze tegenstander midden eerste set zijn voet. De krak ging door merg en been. Wij, oude ‘wijze’ man, disten uit ons rijk verleden van omgeslagen enkels het verhaal op van de Davis Cup tegen Denemarken waarin we verder speelden op een verzwikte enkel en daarna zes weken aan de kant mochten toekijken. Ons advies was dan ook klaar en duidelijk: stoppen! De jongeman luisterde echter niet, deed wel verder en speelde nog verdomd goed ook. Een half uur later, in de finale, gingen wij halfweg eerste set ook door onze enkel. Na het nodige gevloek, gehink en gezucht namen wij natuurlijk het verstandige besluit…om ook verder te spelen. Vandaag zitten we met een mooi blauw en flink gezwollen exemplaar te gokken dat we er nog minstens drie weken plezier van gaan hebben. Ach, alles komt terug. In tegenstelling tot oude tennissers weten echte padellers dat al langer.          

Dos bandejas por favor (28/04/2023)

Een kooigevecht waarin atletische en technisch onderlegde krijgers elkaar naar het leven staan en tegelijk het enthousiaste publiek vergasten op bijzonder spectaculaire en eeuwigdurende slagenwisselingen, zonder (al te veel) bloedvergieten? Daarvoor moet u dezer dagen in het erg mooie  kader van de Gare Maritime (Tour & Taxis) zijn voor de Circus Brussel Padel Open. Of dacht u dat we het over een manche van het Ultimate Fighting Championship hadden? 

Wij gingen dinsdag al eens een kijkje nemen – er was een persconferentie én een perstornooi, waarvan we de uitslag even goed gaan camoufleren als onze viboras – en zagen dat het goed was. Organisator en volksmenner pur sang Vincent Laureyssens heeft dat toch knap voor mekaar gekregen om het neusje van de zalm van deze boomende sport naar ons land te brengen. Voor alle duidelijkheid: het is wel een puur Spaanssprekende zalm. Heel de sport moet de transitie nog maken naar een internationaler kader. In de ganse top 100 bij de mannen van de World Padel Tour zitten er drie Portugeessprekende Brazilianen, één Zweed – over een vreemde eend in de bijt 
 gesproken – één Fransman en één Italiaan. Eso es todo! Voor de rest allemaal Spanjaarden of Zuid-Amerikanen. De ondersteuning van het evenement in Brussel is compleet in Spaanse handen, de omkadering – van referee tot tribunebouwers – is Spaans en op de officiële website staat op de draw het uurverschil met Mexico en Argentinië.

De organisatie is ook een beetje, euh, zuiders. Dinsdag werden er ineens, zonder voorafgaande aankondiging, enkele wedstrijden van de eerste ronde afgewerkt en op de Belgian Day ging dé affiche van de dag tussen Geens/Deloyer en Coello/Tapia om 17h30 van start terwijl die al weken om 19h stond geprogrammeerd. Het is daar dat het professionele padel nog een (grote) stap moet zetten om werkelijk de concurrentie aan te gaan met het tenniscircuit bijvoorbeeld. Qua spektakel moet het zeker niet onderdoen. Integendeel. Het is relatief eenvoudig te organiseren en het werkt als tv-sport. Maar dat er op dit ogenblik nog drie tours bestaan – de WPT, de APT en de FIP – zegt veel over de moeilijke ontwikkeling die de sport doormaakt om echt een wereldspeler te worden. Volgend seizoen zou er een doorbraak kunnen komen als de vedetten, die onder contract lagen bij de World Padel Tour, ook kunnen deelnemen aan de Premier Tour, waarvoor de FIP (International Padel Federation) in zee is gegaan met Qatar om het circuit meer allure (lees: geld) te geven. De voertaal is hier in Bruselas dus Spaans en niemand keek dan ook op toen wij Tom Waes-gewijs ‘Dos bandejas por favor’ de perszaal kwamen binnengewalst. 

Maxime Deloyer, de negentienjarige lokale held die bouwt aan een professioneel padelleven, brengt heel wat tijd door in Madrid om te werken aan zijn toekomst. Hij zat in de top vier van België in het tennis maar switchte op zijn twaalfde fulltime naar padel. “Met een partner op de baan staan is toch iets fijner dan alleen”, vertelde Deloyer ons. “Ik doe nu tussen 35 en 40 tornooien aan op een jaar. Dat moet om progressie te maken. In Madrid heb ik trouwens al met Juan Lebron en nog andere toppers getraind. Sympathiek.” De spichtige, op rechts spelende Waal wil de eerste, mannelijke Belg in de top 100 worden (Helena Wyckaert staat er al een tijdje). Voorlopig maakt hij als nummer 147 van de wereld geen verlies, maar hij wint ook geen cent. “Mijn sponsors nemen de onkosten op zich. En ik keer mezelf ook geen loon uit. Dat ik al niets moet betalen, vind ik super.” 
 
Deloyer noemt zichzelf een explosieve speler die graag naar het net komt en een mooie, agressieve volley heeft. “Mijn regelmaat moet daarbij nog omhoog. Ik speel graag snel en daar komen soms wel wat foutjes uit voort.” Onze beste Belg voelt wel aan dat het padel aan het evolueren is. “Tien jaar geleden ging het er veel langzamer aan toe. Nu spelen de jongeren enorm agressief, jongens van achttien jaar die met explosieve smashes de oudere spelers voorbijsteken. Fysiek zijn ze ook zeer sterk.” Moet daar, zoals in het tennis waar eind 20ste eeuw werd gesleuteld aan ballen en ondergrond om de opslagsterkte in te perken, iets aan gedaan worden? “Ik denk het wel. Als je in een warme omgeving speelt, worden de glazen wanden ook heet (waardoor de ballen er harder af komen, red) en wordt het padel een sport van alleen maar smashes. Dat is in het voordeel van de beren van 1m90 die hard kunnen slaan terwijl de kleinere spelers die proberen een punt op te bouwen buitenspel worden gezet.” Wij zijn met die bedenkingen meteen naar de Spaanse enclave hier getrokken maar met enkel de woorden ‘dos, bandejas, por, favor’ machtig bleek het uiteindelijk toch niet zo niet simpel om uit te leggen. Met die bandejas komt het trouwens ook niet in orde, ‘incompetente’ konden we wel nog verstaan.